Page 29 - 2020
P. 29
*Kattyligtophetstrandtezonnen
methaardochterJasmijn.Zegt
Jasmijn“Mamakijkeensnaardie
mannaastons,watheeftdieinzijn
zwembroek?”Datiszijngeld-
beurs.”Ohwatgek,hoemeerhij
naarjekijkt,hoerijkerhijwordt”.
*Eenkleinmeisjespeeldedoktertjemethaarbuurjongetje.”Nousteekikmijn
vingerinjenavel”,zeihetjongetje.”Datismijnnavelniet”riephetmeisje
zedig.”Datisinordereageerdehetjongetjevriendelijk,hetisookmijn
vingerniet”.
*Eenmanstondwathulpeloosbijdepapierversnipperaar.”Kanikhelpen”
vroegdesecretaresse”,ja,zeihij,hoewektditding!“Heelsimpelzei
ze”.Zepaktehetheledossiervanhem enstoptehetindepapierversnippe-
raar.Bedank,maarwaarkomennudekopieënuit?
*Waarom staaterinHollandgeenmannekepis,omdatzeinHollandalzei-
kersgenoeghebben.*Nukanikookmobielbellen,opmijnstuurstaateen
fietsbel.*WatdoeteenBelgmeteenfilmrolletje,opsturennaareenontwik-
kelingsland!
*Wieheefterietsspeciaals,vraagtdejuf.Miekeroepteenpoes,Lina
schreeuwteencaviaenLouissteektzijnvingeropenzegt,ikhebietsvan
25cm.Kwaadzegtdejuf,”Blijfjijstraksmaarna”,”ZegtLouis…”Dacht
hetwel,hetebrok.
27